Vissersdorp Volendam zou, wanneer Pablo Escobar nog geleefd zou hebben, een uiterst vruchtbare afzetmarkt gevormd hebben voor de Colombiaanse maffiabaas. Volendam gebruikt, zo blijkt namelijk uit onderzoek van het KWR, na Amsterdam, de meeste drugs van Nederland. Het witte goud verdwijnt jaarlijks met kilo’s door de neuzen van de Volendammers. 

Door: Jochem Timmerman

Vissersdorpen als Urk, Spakenburg en Volendam staan al sinds jaar en dag te boek als fervent drugsgebruikers. Het traditionele vissersberoep, dat door een groot deel van de inwoners van deze dorpen wordt uitgeoefend, behelst een fysiek zware taak, dat wordt door niemand ontkend. Visnetten binnen hengelen, motoren draaiende houden en de hevige weersomstandigheden op open water trotseren. Daarbij wordt er weinig tot niet geslapen door de vissers. Ponypack sos tevoorschijn, lijntje erin en weer door; dat lijkt de gedachte te zijn. Zo leent het zware beroep zich als uitstekend excuse voor het gebruik van coke. Het gebruik wordt gedoogd door de meerderheid van de bewoners, mits er iedere zondagochtend presentie in de kerk kan worden genoteerd. Althans, zo lijkt het voor buitenstaanders. Maar hoe komt het nu dat er in Volendam zo exorbitant veel coke wordt gesnoven?

In tegenstelling tot wat velen denken: dat Volendam vrijwel volledig bestaat uit vissers die iedere zondagnacht of maandagochtend uitvaren voor een week op zee. Heeft Volendam te kampen met een verdwijning van de vissersvloot uit de havens. De visserij krijgt het steeds moeilijker, mede door de steeds kleiner wordende visquota. Jongeren die vroeger op zee naar Hollandse Nieuwe zouden hengelen, werken nu in de grote stad. Een stadse baan biedt de jongeren meer vrije dagen dan een vissersbaan hen zou bieden. Nu is het voor hen normaal regelmatig vakantie in het buitenland te vieren, met ordinaire zuip-en drugsoorden als Lloret de mar, Albufeira of Chersonissos als bestemming.

Dirk Korf, hoogleraar criminologie aan de Universiteit van Amsterdam, analyseert in zijn oratie drugsgebruik in vissersdorpen als Volendam, Urk en Spakenburg. Hij stelt dat drugsgebruik zich heeft verplaatst van de stad naar het platteland. Vissersdorpen zijn, ondanks de verplaatsing van lokaal werk naar werk in de steden, sterk in omvang gegroeid en er is veel jeugd. Het percentage cocaïnegebruikers is toegenomen, evenals het aantal inwoners in Volendam. Dat betekent dat het aantal drugsgebruikers een dubbele toename kent. Daarbij zijn jongeren mobieler geworden en zijn er meer uitgaansgelegenheden bij gekomen. Deze oorzaken liggen ten grondslag aan de toename van het drugsgebruik; even snel een nakkie doen wordt door deze oorzaken toegankelijker voor de Volendamse jongeren. De compatibiliteit van alcohol en coke werkt daarbij het gebruik van laatstgenoemde drug in de hand. Want: wie snatst bij het drinken, of drinkt bij het snatsen, kan langer doorgaan. Alcohol compenseert de stimulerende werking van coke en als je al tweeëntwintig baco naar binnen hebt gegoten en geen idee meer hebt hoe laat het is, voel je je na een nakkie wel weer fris. De Volendamse jongeren komen dus veel meer in de gelegenheid om drugs te gebruiken dan vroeger.

Maar verklaren deze oorzaken nu dat het coke gebruik per inwoner in Volendam hoger is dan het gebruik per inwoner in wereldsteden als Parijs en Londen? Volgens Freek Runderkamp, willekeurige passant in Volendam, is het slechts een deel van de oorzaak. Runderkamp beweert dat de voornaamste reden voor het overmatige coke gebruik in Volendam de drugscultuur is die wordt overgedragen van generatie op generatie. ‘Kinderen beginnen met het snuiven van cocaïne doordat ouders hun kinderen voor het eerst de drugs laten nemen. Als de kinderen eenmaal begonnen zijn met snuiven, halen ze ook drugs voor hun ouders. Vaak zijn de kinderen pas 14 of 15 jaar oud wanneer ze voor het eerst cocaïne gebruiken.’ Het probleem houdt zichzelf zo in stand, of erger nog, het probleem wordt zo vergroot. Bestaande gebruikers blijven gebruiken en stimuleren daarnaast jonge gebruikers ook te gebruiken.

Zodoende kan gesteld dat het probleem enkel kan worden gereduceerd wanneer de bestaande gebruikers bewust worden gemaakt van het probleem. Maar van nog veel groter belang is dat jongeren, die meer dan eens in de gelegenheid komen verdovende middelen te gebruiken, niet worden aangezet tot het gebruik hiervan. Daarin is een belangrijke taak weggelegd voor scholen en andere educatieve instellingen. Cocaïne vrij zal Volendam wel nooit worden. Maar alleen op een preventieve wijze kan ervoor worden gezorgd dat Volendam in haar drugsgebruik niet afwijkt van andere kleine plaatsen.